Veelgestelde vragen
Ik heb een (groen) idee voor mijn buurt
Binnen de stadsranden kom je volop planten en dieren tegen. Van groene stadsparken tot bloemige natuurstroken, allemaal dragen ze bij aan de biodiversiteit van de stadsomgeving. De mens vaart er wel bij: groen ontstrest, nodigt uit tot buiten bewegen en creëert natuurlijke ontmoetingsplaatsen. Maar natuur in de stad biedt veel meer. Veel plekken in in de steden en dorpen in Flevoland kunnen véél groener. Een groene wijk of dorp draagt bij aan de biodiversiteit (meer variatie in dieren en planten) én is beter voorbereid op weersextremen als gevolg van klimaatverandering. Ken jij in je stad of dorp een plek die véél groener kan?
Landschapsbeheer staat klaar om jou als bewoner met advies en kennis te helpen om jouw plek groenerte maken. Op zo’n manier dat er meer variatie komt in planten en dieren en de plek verkoeling biedt bij hitte, regenwater vasthoudt en bewoners de kans biedt om te bewegen, te recreëren en elkaar te ontmoeten. Wij helpen inwoners verder door initiatieven aan elkaar te koppelen en om de gemeente enthousiast te krijgen.
Heb je een groen initiatief ter versterking van het groen en de biodiversiteit in je eigen straat, wijk of dorp? Neem dan contact op één van onze medewerkers via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Wij denken graag met je mee.
Ik heb een bever in mijn tuin
Bevers zijn echte landschapsbeheerders. Ze vellen bomen, bouwen burchten, graven kanalen en bouwen dammen. Alleen al vanwege hun gedrag zou Landschapsbeheer aandacht aan deze soort moeten geven. Bevers zijn daarnaast wettelijk beschermd.
De populatie in Flevoland is ontstaan dankzij het voortvarende gedrag van Driepoot en enkele andere bevers van het Natuurpark Lelystad. Zij ontsnapten uit het park in de winter van 1990-1991. De populatie is sindsdien gestaag gegroeid (zie grafiek). In 2020 zwemmen er ruim 250 bevers rond in Flevoland en zijn er 85 bewoonde burchten bekend. Gecombineerd met het feit dat de dieren ook meer de stad in gaan, betekent deze groei ook een toename van het aantal keren dat bevers dingen doen die wij als mens liever niet zien gebeuren. Te denken valt aan bomen omknagen, de bouw van een dam of een vestiging op een ongelukkige plek. Preventief zijn er tal van maatregelen te nemen om de conflicten tussen bever en mens te voorkomen. Zoals het omrasteren van bomen direct aan de waterkant, realiseren van eilanden met veel bomen om bevers goede huisvesting te geven en oevers voorzien van gaas om vestiging moeilijk te maken. Bevers zijn gelukkig vrij voorspelbaar waardoor met slim ontwerp en beheer veel conflicten vermeden kunnen worden. Film
Kijk ook eens naar de foto's of deze videorapportage van Marcel van der Weijden.
- Bever of muskusrat?
- Help, bever knaagt in mijn tuin
- Beverburcht
- Voedsel
- Voortplanting
- Manier van tellen
- Bever of muskusrat?
- Help, bever knaagt in mijn tuin
- Beverburcht
- Voedsel
- Voortplanting
- Manier van tellen
Bever of muskusrat?
Het is lastig om een zwemmende bever en muskusrat uit elkaar te houden, een vergissing is snel gemaakt. Hoe zie je het verschil tussen een volwassen en jonge bever? Veel mensen vergissen zich in de grootte van een volwassen bever. Inclusief 30 cm staart komt de lengte rond de 120 cm. Een muskusrat (inclusief staart rond de 55 cm ) is een stuk kleiner. Maar een jonge bever meet zo tussen de 50 en 70 cm waardoor gemakkelijk verwarring kan ontstaan. Bovendien wonen muskusratten ook regelmatig in een beverburcht, waardoor ze ‘door elkaar’ zwemmen. Een volwassen bever ligt diep in het water, alleen de kop is zichtbaar. Muskusratten liggen juist hoog in het water. Maar ook bij jonge bevers steken kop, rug en achterwerk boven water uit. Als de staart zichtbaar is, wordt het snel duidelijk. Maar in de meeste gevallen is die niet goed te zien. Als je goed kijkt, kan je zien dat een muskusrat bij het zwemmen gebruik maakt van zijn staart. Je ziet dan voortdurend een duidelijke werveling achter het dier. Bij een bever is dit niet te zien. Die gebruiken hun staart wel weer om bij onraad een klap op het water te geven. Dat maakt dan wel weer veel duidelijk.Help, bever knaagt in mijn tuin
Bevers hebben een voorkeur voor bepaalde, inheemse bomen. Als je andere soorten plant in de tuin, vinden ze die wellicht minder aantrekkelijk. Voor de zekerheid kan je ook gaas aanbrengen. (bron zoogdiervereniging)
Beverburcht
In Flevoland bouwt de bever de burcht meestal op het land. De burcht is gebouwd van op elkaar gestapelde takken, waartussen vaak modder en waterplanten zijn aangebracht; de ingang ligt onder water. Een burcht kan een oppervlak van een aantal meters beslaan en enkele meters hoog zijn. Gangen naar de burcht hebben een diameter van 35 cm. Om overdag te rusten, maakt de bever vaak een leger. Het leger van de bever is een plek met platgetrapte vegetatie of een kuiltje, soms bekleed met houtsnippers. Het territorium beslaat een gebied van 100 meter tot wel drie kilometer langs waterlopen.Territoria van familieleden kunnen elkaar overlappen. Grenzen van het territorium worden met geursporen gemarkeerd met het zogenaamde ‘bevergeil’. Dit heeft een zeer bijzondere geur dat het best omschreven kan worden als een combinatie van schoensmeerolie en een ziekenhuisgeur. Deze geursporen worden afgezet op zelf opgekrabde heuveltjes van modder en/of rottende plantendelen. Deze heuveltjes hebben een onregelmatige vorm, zijn 10 tot 30 cm in doorsnee en 10 cm hoog en komen vooral voor daar waar de bever vaak in en uit het water gaat. Bron: Zoogdierveniging
Voedsel
Bevers zijn vooral 's nachts actief. Overdag brengen ze de tijd voornamelijk slapend door op legers, in holen of in burchten. Bevers houden geen winterslaap maar moeten in de winter soms noodgedwongen een poos in hun hol blijven wanneer er een ijslaag op het water ligt. Ze eten dan van hun aangelegde wintervoorraad twijgen en schors. 's Winters bestaat het voedsel voornamelijk uit bast van houtige gewassen en wortelstokken (b.v. van waterlelie). Van de boomsoorten worden voornamelijk de zachte soorten gekozen zoals populier, wilg en populier. In het zomerseizoen wordt dit menu aangevuld met kruidachtige land- en waterplanten, maar ook boombladeren. Van omgeknaagde bomen worden de zijtakken als wintervoorraad naar de burcht gesleept waar ze onder water worden bewaard. Schors en blad wordt opgegeten. Bron: Zoogdierveniging
Voortplanting
De bever leeft solitair of in een kleine familie en is monogaam. Een familie bestaat doorgaans uit een paar met jongen van dit jaar en die van de voorgaande twee jaren. Na 2 tot 3 jaar zijn bevers volwassen. De bronsttijd is tussen januari en februari. De paring, buik tegen buik, gebeurt in het water. Na een draagtijd van 3½ maand worden tussen april en juli de jongen geboren. Een nest bestaat gewoonlijk uit twee tot vier jongen. De jongen zijn bij de geboorte dichtbehaard en hebben hun ogen open. Na zes weken worden ze gespeend. Pas veel later kunnen ze net zo goed zwemmen en duiken als hun ouders. In de zomer komen de jongen, die in een hol of burcht worden geboren, naar buiten. De ouders zijn erg beschermend en helpen de jongen tijdens uitstapjes door hen voort te duwen bij lastige hindernissen of zelfs in hun voorpoten te dragen. Bij de opvoeding van de jongen worden de volwassen dieren bijgestaan door de jongen van de voorgaande twee jaar. Op 2- tot 3-jarige leeftijd verlaten de jonge bevers, net voor de geboorte van een nieuw nest, het ouderlijk territorium en gaan ze op zoek naar een eigen leefgebied. De gemiddelde levensduur is 8-12 jaar, maximaal 35 jaar. Bron: Zoogdierveniging
Manier van tellen
In opdracht van de oeverbeheerders als Waterschap Zuiderzeeland, Provincie Flevoland en groeigemeenten als Almere en Lelystad organiseert Landschapsbeheer jaarlijks teldagen. Een aantal in februari-maart en een telling in juni en juli. In de winter wordt bekeken welke burchten nog bezet zijn en of er nieuwe burchten bijgekomen zijn. In de zomer wordt het aantal bevers die in de burcht leven geteld. Met behulp van de telgegevens kunnen de oeverbeheerders beter rekening houden met de bever en met hun wettelijke verplichtingen. De groei van de populatie in Flevoland en elders in Europa roept de vraag op of de bever nog thuis hoort in de categorie met meest strikt beschermde diersoorten. Wijzigen van deze status vraagt een aanpassing van Europese wetgeving en daarmee ook tijd. Het wijzigen van de status van de bever zou vooral tot gevolg hebben dat de te volgen procedures sneller doorlopen kunnen worden.Er zit een vleermuis in mijn huis
Advies, monitoring en onderzoek
Landschapsbeheer doet diverse projecten met vleermuizen. We onderzoeken, monitoren, geven adviezen en behandelen klachten. Hieronder vindt u meer informatie.
- Afhandeling vleermuismeldingen
- Vleermuisvriendelijk bouwen
- Vleermuiskasten
- Vleermuizen in de stad
- Onderzoek
- Afhandeling vleermuismeldingen
- Vleermuisvriendelijk bouwen
- Vleermuiskasten
- Vleermuizen in de stad
- Onderzoek
Afhandeling vleermuismeldingen
Wie advies nodig heeft over in en rond de woning aangetroffen vleermuizen kan contact opnemen met Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of 0320 (294939). Kijkt u ook eens naar onze informatiefolder over vleermuizen in en om het huis. Hoe ze leven, wat u kunt doen als u vleermuizen in huis aantreft en wat u beter niet kunt doen.
Vleermuisvriendelijk bouwen
Voor wie te maken heeft met bouw, renovatie van gebouwen waar vleermuizen in (kunnen) huizen is deze folder interessant.
Vleermuiskasten
Vleermuiskasten heb je in vormen en maten. René Spaargaren uit Almere is nu bezig om hele grote kasten op te hangen met als doel ook ruimte te bieden aan kraamkolonies van boombewonende vleermuizen. René wil graag grote aantallen vrouwtjes van watervleermuis, grootoorvleermuis of rosse vleermuis gedurende de lente in zijn kast hebben. Reden om een kast te bouwen met veel verschillende klimaatzones en eentje waar tientallen vleermuizen in kunnen hangen.
De meeste vleermuiskasten, die opgehangen worden, hebben een veel kleiner formaat. Die kasten zijn veel minder geschikt als kraamverblijf, waar tientallen vrouwtjes tegelijk gebruik van maken. Ze dienen vaak als plek voor een kleine groep mannetjes of als paarplaats. Het is meestal de boombewonende ruige dwergvleermuis die zo’n kast bezet. Het is de ‘neef’ van de gewone dwergvleermuis, die de meeste mensen in hun tuin zien vliegen (en die houten kasten nauwelijks gebruikt).De ‘ruige’ is een bijzondere vleermuissoort ,omdat er in Nederland gedurende de zomer geen (of nauwelijks) vrouwtjes aanwezig zijn. De vrouwtjes wonen in deze periode in oostelijk Europa (Estland, Litouwen, Polen) en komen voor de paring en overwintering richting Nederland. Tijdens de trekperiode verdubbelt het aantal ruige dwergvleermuizen in Nederland en, net als bij de vogels, vindt de trek vooral langs de kustlijn plaats.
Vleermuizen in de stad
Ooit gerealiseerd dat er in je dorp of stad, naast het aantal menselijke bewoners, ook een groot aantal vleermuizen voorkomt? Verstopt in de spouwmuur wachten ze totdat alle mensen in de schemer naar binnengaan om vervolgens de stad over te nemen.
In Flevoland is het vooral de gewone dwergvleermuis die veel voorkomt. Rond deze tijd vliegen de jongen van de vleermuis mee als de kraamkolonie met vrouwtjes in de schemering uitvliegt. Het aantal uitvliegende dieren neemt dus in deze periode toe.
Energieneutraal bouwen en renoveren is tegenwoordig gewenst. Alle spleten en kieren in huizen moeten dan natuurlijk verdwijnen. Willen we onze medebewoners dus blijvend onderdak bieden, dan zal voorafgaand aan de verbouwing ook bepaald moeten worden waar de gewone dwergvleermuis in het energieneutrale gebouw een plek krijgt. Met woningbouwverenigingen wordt nu nagedacht op welke manier dit het makkelijkst kan. Waar kunnen spleten en kieren bewust gecreëerd worden zonder dat dit effect heeft op het energiehuishouden en die de dieren wel goed kunnen gebruiken?
Onderzoek
De Oostvaardersplassen is op velerlei gebied een bijzonder gebied. Naast het voorkomen van bijzondere moerasvogels en grote grazers, is juist het ontbreken van waarnemingen van veel diersoorten opvallend.
De Oostvaardersplassen is slechts beperkt openbaar toegankelijk. Met name in het moerasdeel komen weinig mensen. Dit heeft tot gevolg dat er van dit gebied ook weinig waarnemingen zijn van planten en dieren en het dus lastig is om goede afwegingen te maken in het beheer van het gebied. Eén van de soortgroepen met daarin veel zwaar beschermde soorten zijn de ‘vleermuizen’. Reden om deze diergroep eens nader te onderzoeken. Zeker omdat de meervleermuis net buiten de Oostvaardersplassen haar enige Flevolandse kraamkolonie heeft en dus waarschijnlijk veel jaagt in dit natuurgebied. Uitgerust met batloggers is tweemaal een bezoek gebracht aan de Oostvaardersplassen waarbij langs drie verschillende routes de vleermuizen in kaart zijn gebracht. Twee routes per kano en een route per auto. Batloggers registreren de geluiden van de vleermuizen en nemen deze op. Op een later tijdstip kunnen deze geluiden geanalyseerd worden.
Nu is duidelijk geworden dat de Oostvaardersplassen veel ruige dwergvleermuizen herbergt en dat deze soort in de drogere gebieden én ook midden op de grote plassen jagend is waar te nemen. De meervleermuis beperkt zich tot de plassen van de Oostvaardersplassen en dan in het bijzonder in het oostelijke deel (dichtst bij de bekende verblijfplaats). Duidelijk is geworden dat de meervleermuis voornamelijk in de beschutte delen van het gebied gevonden wordt: gebieden met een glad wateroppervlak bieden de meervleermuis blijkbaar goede kansen om te jagen.
Enkele jaren geleden is er ook onderzoek gedaan naar de verspreiding van de meervleermuis en naar de effecten van verschillende kleuren licht op het gebruik van de ruimte.
Ik zie eikenprocessierups in mijn tuin
De eikenprocessierups is de larve van een onopvallende nachtvlinder. Deze vlinder legt zijn eitjes in augustus in de toppen van eikenbomen. Wanneer de eiken het jaar erna rond half april in blad komen, komen de eitjes uit. De rupsen hebben lange, witte haren, maar voordat ze de beruchte brandharen krijgen, vervellen ze eerst een aantal malen. Vanaf mei zijn de rupsen zover gegroeid dat ze brandharen hebben. De brandharen zijn 0,1-0,2 mm lang, en laten makkelijk los waarna ze door de wind worden verspreid. De rupsen verpoppen begin juli tot een bruinige nachtvlinder. De vrouwtjes hiervan zetten in augustus hun eitjes weer af. Aanschouwelijk filmpje van DvhN.
De eikenprocessierups dankt zijn naam aan de manier waarop alle rupsen (in processie) over de bomen kruipen tussen hun zelfgemaakte nest en de boomtoppen waar ze zich voeden met de jonge bladeren. De bladeren worden tot aan de nerf kaalgevreten.
De eikenprocessierups is, anders dan veel mensen denken, in Nederland een inheemse diersoort . De eerste professionele bestrijdingsacties tegen de rups dateren al van 1800.
preventieve bestrijding
Voorkomen is beter dan genezen
De overlast van processierupsen kan preventief worden aangepakt. Dat gebeurt door de rupsen te doden voor ze de brandharen krijgen die zoveel gezondheidsklachten en overlast geven. Als de processierupsen hun brandharen hebben ontwikkeld, maakt preventieve bestrijding plaats voor curatieve bestrijding. Curatieve bestrijding betekent voor gemeenten en andere terreinbeheerders het wegzuigen of wegplukken van de nesten. Voor particulieren is dit geen optie vanwege de overlast die de brandharen veroorzaken zonder uitgebreide beschermingsmaatregelen.
Preventieve bestrijding
- beheer gericht op meer biodiversiteit
- stimuleren natuurlijke vijanden
- beplanting aanpassen
- gebruik feromoonvallen om aantallen te onderzoeken
- bestrijding met aaltjes (als de rupsen net uit het ei komen)
- bestrijding met bacteriepreparaat
Het gebruik van bacteriepreparaten raadt Landschapsbeheer sterk af omdat, behalve de eikenprocessierupsen, ook alle andere rupsen gedood worden. Ook de natuurlijke vijanden zoals roofinsecten gaan dood. Dit is een ecologisch probleem want juist op de eik leven tot wel honderd soorten rupsen en nog veel meer insecten die weer belangrijk zijn als voedsel voor andere dieren, bijvoorbeeld vogels.
natuurlijke bestrijding Lelystad
De eikenprocessierups geeft overlast doordat de rupsen bij bedreiging zogenaamde brandharen wegschieten van het lijf. Deze brandharen zorgen voor irritatie aan huid en slijmvliezen van mens en dier. De eik is de waardplant van de eikenprocessievlinder.
Er worden in Lelystad op 10 locaties verdeeld over de stad diverse nestkasten opgehangen die gaan bijdragen aan de natuurlijke bestrijding van de eikenprocessierups. . Het zijn nestkasten (link naar tekeningen nestkasten) waar koolmees, pimpelmees, boomklever, boomkruiper, roodborstje en winterkoninkjes in kunnen broeden. Tijdens het broedseizoen voeren de ouders de jonge vogels zeer veel rupsen. Hele nesten van de processierups kunnen op deze manier bestreden worden. Naast het ophangen van de nestkasten gaan we ook inzetten op het ontwikkelen van meer ondergroei. Want alleen vogelkasten ophangen is niet voldoende. Diversiteit is bij bestrijding het sleutelwoord.
Helpt u mee?
Wij zoeken extra handen en ogen die mee willen helpen om de nestkasten op te hangen en te monitoren. Het monitoren geeft een goed beeld of de kasten gebruikt worden door vogels. Minimaal 1 x per maand wordt er een monitoringsronde gemaakt langs verschillende kasten. Houdt u van wandelen en wilt u de natuur een handje helpen? Dan kunt u een aantal kasten adopteren, zodat u de gegevens kunt bijhouden. Ook is er de mogelijkheid om extra te zaaien, bosplantsoen aan te planten of een ander maaibeheer uit te voeren.
Woont u in Lelystad en wilt u mee te helpen? Dan kunt u contact opnemen met Petra Borsch Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
natuurlijke manieren
Veel beter en goedkoper dan kunstmatig bestrijden is het om de natuur ons een ‘ecosysteemdienst’ te laten bewijzen. Vogels, vleermuizen en sluipwespen kunnen onze partner zijn mits we een landschap laten ontstaan waarin deze soorten zich thuis voelen. In een gezond ecosysteem, met veel soorten bij elkaar die elkaar ‘in het gareel’ houden, krijgt één soort minder de kans om erg talrijk te worden.
Vleermuizen eten bv. de vlinders. Sluipwespen leggen hun eitjes in het lichaam van een rups, waarna de wespenlarf de rups stukje bij beetje opeet.
Beplanting aanpassen
- structuurrijke randen en een diversiteit aan bloeiende struiken en struweelsoorten.
- het doorbreken van monoculture eikenlanen door inplanten met andere boomsoorten
In een natuurlijke berm staan veel verschillende soorten planten waar weer allerlei soorten insecten van leven. Door een beheer van maaien en afvoeren waarbij een deel van de vegetatie blijft staan ontstaat hier een goed leefgebied voor allerlei soorten dieren die graag een rupsje lusten. Het is van belang plantgoed van autochtone herkomst met herkomstcertificaat aan te planten. Landschapsbeheer kan hierin advies geven. Juist op autochtone struiken leven veel insecten.
Stimuleren natuurlijke vijanden
- Beplanting aanpassen
- (Berm)beheer gericht op meer biodiversiteit
- Ophangen nestkasten insectenetende vogels
- Vleermuizen lokken.
Bomen langs wegen mogen niet oud worden (takken zorgen dan voor gevaar), daardoor staan er slechts bomen met maar heel weinig nestgelegenheid voor vogels. Ter compensatie kan je zorgen voor grote aantallen nestkasten, waarmee je de holenbroedende rupsenverslinders helpt. Kool- en pimpelmezen, maar ook boomklevers, voeren hun jongen grote aantallen rupsen. Hang deze kasten niet aan de eiken zelf. De rupsen zullen achter de kasten gaan zitten en daar nestelen.
nest processierupsen achter nestkast
Sommige vleermuizen eten de eikenprocessievlinder. In Flevoland zijn dat de laatvlieger en de grootoorvleermuis (zeldzaam in Flevoland). Deze laatste kan geholpen worden met het ophangen van vleermuiskasten. Ook de dwergvleermuiis zal die kasten gebruiken, alleen eten zij helaas niet de 'grote' vlinders. De laatvlieger woont in gebouwen, met wat kleine aanpassingen kunnen gebouwen aantrekkelijk worden voor deze vleermuis. Kijk daarvoor in de folder vleermuisvriendelijk bouwen.
In een omgeving met een rijke variatie aan wilde planten- en diersoorten zijn de rupsen veel minder talrijk. Het helpt om onder eiken kleinblijvende bomen en struiken te planten. Dit zorgt voor een variatie aan insecten, vogels en vleermuizen. Er zijn een dertigtal sluipwesp- en sluipvliegsoorten, loopkevers zoals de kleine en grote poppenrover, kortschildkevers, roofwantsen, gaasvlieglarven en 2-stippelige lieveheersbeestjes die de natuurlijke vijand zijn van de rups. Sluipwespen leggen bv. hun eitjes in het lichaam van een rups, waarna de wespenlarf de rups stukje bij beetje opeet.
Deze sluipwespen, sluipvliegen, gaasvliegen komen graag af op schermbloemige planten. Anderen bezoeken juist kruidachtige planten.
Download het infoblad over de natuurlijke bestrijding van de eikenprocessierups.



gemeenten/overheden
Ruim de helft van de 355 gemeenten in Nederland gebruikt bacteriepreparaten (XenTari) of aaltjes (Nematoden) tegen de eikenprocessierups. Deze biologische middelen doden niet alleen eikenprocessierupsen, maar ook de rupsen van ruim 100 soorten onschadelijke nachtvlinders.
Biologisch, maar niet onschuldig
Bestrijding met aaltjes of bacteriepreparaten wordt door veel gemeenten omschreven als onschuldige bestrijdingsmethoden voor mens en dier. Dit is niet het geval. De bacteriepreparaten kunnen huidirritatie veroorzaken bij mensen en mogelijk ook bij huisdieren. Zowel de bacteriepreparaten als de aaltjes werken niet specifiek op de eikenprocessierups: ze treffen alle rupsen die in de eiken leven.
Mag er overal met biologische middelen gespoten worden?
De middelen mogen niet worden gebruikt op plekken waar wettelijk beschermde vlindersoorten voorkomen. In beschermde natuurgebieden (Natura2000) waar beschermde dieren voorkomen kan de behandeling schadelijk zijn en dus niet toegestaan. De middelen mogen niet in het oppervlaktewater komen, dus mogen niet gebruikt worden bij watergangen. VERTIMEC is een verboden middel.
Bacteriepreparaat en aaltjes, mogen wel gebruikt worden en zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (CTGB).
Preventieve bestrijding met aaltjes of bacteriepreparaten, wat is de beste optie?
Wanneer aaltjes (nematoden) vroeg in het voorjaar worden toegepast (tot het moment dat de knoppen van de eik uitkomen) is er beperkte kans dat rupsen van andere nachtvlinders dan de eikenprocessierups getroffen worden.
Bacteriepreparaten worden in de boom gespoten als de eik in blad staat, een moment waarop al tientallen andere soorten nachtvlinders als rups in de eiken zitten. Bovendien blijven bacteriepreparaten langer actief (ca. 10 dagen) dan nematoden (max. 1 dag) en kunnen op de begroeiing onder de eiken terecht komen. Daarom zijn nematoden te prefereren boven bacteriepreparaten (zoals Xentari).